Header

Header

vrijdag 8 maart 2019

Terugblik: De ondergang van Williams

De eerste race van het seizoen moet nog verreden worden, maar toch zit het team van Williams in zwaar weer. Na een onthutsend slecht 2018 was de auto van 2019 te laat klaar, traag en ook nog eens illegaal. Een slechtere start van het seizoen is nauwelijks denkbaar. Hoe heeft een gerenommeerd team zo ver kunnen afglijden?

De geschiedenis van het team van Williams gaat terug tot eind jaren 70. Het nieuwe team schoot als een komeet omhoog en wist al in 1980, in z'n derde volledige seizoen, beide titels te winnen. Een ongekende prestatie, die de knappe vijfde plek van het team van Haas van vorig jaar volkomen doet verbleken. Al snel had Williams de status als topteam afgedwongen en in de jaren 80 domineerden McLaren en Williams om beurten de Formule 1.

Na een aantal magere jaren aan het eind van de jaren 80 had Williams gedurende het grootste deel van de jaren 90 op afstand de snelste wagen. Na een dip aan het eind van de jaren 90 begon Williams in de nieuwe eeuw weer races te winnen met BMW, maar daarna bleef het lange tijd stil. Pas in 2012 liet het team weer wat zien toen Pastor Maldonado in Spanje een sensationele zege boekte. Daar bleef het echter bij, ondanks dat Williams bij de overstap naar turbomotoren in 2014 voor het grootste gedeelte van het seizoen de voornaamste uitdager van Mercedes was. Ondanks een karrenvracht aan podiumklasseringen bleef het middelste treetje steeds buiten bereik. In de jaren die volgden, zakte Williams steeds verder terug, om in 2018 plotseling rodelantaarndrager te worden.

Van hoogtepunt tot dieptepunt
Van 1991 tot en met 1997 had Williams ontegenzeggelijk de beste auto van het veld. Coureurs stonden in de rij om voor het team te rijden, wat tot tragikomische taferelen leidde. Zo was Nigel Mansell er na het behalen van de titel in 1992 absoluut niet blij mee dat Williams Alain Prost voor het komende seizoen had gecontracteerd, waardoor hij meteen zijn pensioen aankondigde. Prost reed alleen in 1993 voor Williams en stapte na het behalen van zijn vierde titel op omdat Williams aartsrivaal Ayrton Senna voor 1994 had gecontracteerd.

De Braziliaan verongelukte vroeg in het seizoen, waarna de oude, doch relatief onervaren Damon Hill de kar moest trekken. Dat deed hij niet onaardig, maar aanvankelijk hadden hij en debutant David Coulthard weinig in de melk te brokkelen tegen Michael Schumacher, dus haalde Williams Mansell voor een aantal races terug. De besnorde Brit stapelde bij zijn rentree fout op fout en wist met alle geluk van de wereld de laatste race van het seizoen te winnen, waarna Williams in 1995 niet meer van zijn diensten gebruik wenste te maken. Vervolgens stapelden Hill en Coulthard in 1995 fout op fout, zodat de titels naar Michael Schumacher en Benetton gingen. Coulthard vertrok naar McLaren, terwijl Hill zich in 1996 revancheerde door alsnog de titel op te eisen. Hij kreeg eind 1996 eveneens de bons, waarna Adrian Newey meteen ook afhaakte.

In 1997 waren de eerste tekenen van verval zichtbaar. Domineren deed Williams nauwelijks meer. Jacques Villeneuve kende een grillig tweede Formule 1-seizoen, terwijl Heinz-Harald Frentzen, Williams' gedroomde opvolger voor Hill, in de eerste seizoenshelft zwakke optredens met uitvalbeurten afwisselde. Het team was zelf ook vaak niet bij de les, vooral als er regen viel. De beslissing om beide coureurs in een kletsnat Monaco op droogweerbanden aan de race te laten beginnen, mag met recht de blunder van de eeuw genoemd worden. Uiteindelijk won Villeneuve de titel nadat Michael Schumacher op een botsing aanstuurde en alleen zelf de grindbak in verdween.

Daarna was de koek op voor Williams, dat zonder Newey slecht op de ingrijpende reglementsveranderingen had ingespeeld. De door Newey ontworpen McLarens zetten de Williams' in de eerste races van 1998 steevast op een ronde achterstand. Het werd er dat jaar ook niet veel beter meer op en Williams sloot het seizoen voor het eerst sinds 1988 zonder zeges af. In 1999 ging het met een compleet andere rijdersbezetting niet beter, vooral ook omdat Alessandro Zanardi er niets van bakte. Ralf Schumacher haalde in zijn eentje alle punten voor het team binnen.

Pas toen Williams met BMW in zee ging, ging het weer de goede kant op. Na een aarzelend begin in 2000 gingen de witte bolides in 2001 helemaal los. Geholpen door de soms verbluffend goede Michelin-banden wisten Ralf en Juan Pablo Montoya vier races te winnen. Door een gebrek aan betrouwbaarheid deed Williams echter geen moment mee in de titelstrijd. Dat moest dan maar in 2002 gebeuren. Hoewel Ralf de tweede race van het seizoen won, bleef het daarbij. Gedurende het seizoen werden de Williams' steeds meer door de zwak gemotoriseerde McLarens overvleugeld, waardoor Ferrari het kampioenschap met een zeelengte voorsprong binnenhaalde.

Ook in 2003 leek Williams het aanvankelijk niet zo voor elkaar te hebben. Dat veranderde in de zomer van dat jaar, waarin de witte bolides niet te houden waren. Ralf gooide als eerste zijn eigen glazen in toen hij in zijn thuisrace Barrichello bij de start klemreed, waarmee hij zichzelf, de Braziliaan en Räikkönen elimineerde. Na een zwaar ongeluk tijdens een test in Monza was Ralfs rol in het kampioenschap helemaal uitgespeeld. Montoya gooide zijn glazen op Indianapolis in, waar hij eveneens Barrichello achterstevoren tikte en op een ongelukkig moment een tijdstraf kreeg, waardoor hij een verloren race reed en de titel uit het zicht verloor.

Het bleek een dure nederlaag te zijn, want in 2004 domineerde Ferrari als nooit tevoren, terwijl de walrusneus van Williams de verwachtingen niet waarmaakte. Op het moment dat Williams weer met een normale neus reed, was Michael Schumacher alweer bijna kampioen. Williams kende in 2004 slechts één dagsuccesje: Montoya wist zijn laatste race voor het team te winnen. Met Mark Webber en Nick Heidfeld zakte Williams in 2005 nog wat verder weg. BMW had genoeg gezien en nam het team van Sauber over, waarmee de ramp voor Williams compleet was.

In 2006 was Williams op Cosworth-motoren aangewezen. Hoewel het seizoen veelbelovend begon toen nieuwe aanwinst Nico Rosberg bij zijn debuut meteen de snelste raceronde reed, was dat ook meteen het hoogtepunt van het seizoen. Naarmate het seizoen vorderde zakten de blauw-witte bolides steeds verder terug. Dieptepunt was de laatste race van het seizoen, waarin de coureurs bij de start op elkaar klapten, waarna Rosberg met zijn beschadigde auto veel te hard terug naar de pits raasde en van de baan stuiterde.

Ook met Toyota ging het in de jaren daarna niet bepaald beter. Zelfs in 2009, toen Williams een van de weinige teams met een dubbele diffusor was, wist het team daar nauwelijks van te profiteren. Zo nam Rosberg in Maleisië bij de start brutaal de leiding in handen, maar viel hij door een ongelukkige bandenstrategie naar de achtste plek terug. Toen de race halverwege werd stopgezet, kreeg hij slechts een half puntje voor de moeite.

In 2010 ging de rijdersbezetting opnieuw op de schop en stapte Williams (noodgedwongen) over naar Cosworth-motoren. De prestaties bleven hetzelfde, met de poleposition van Nico Hülkenberg in Brazilië als hoogtepunt van het seizoen. De Duitser moest in 2011 plaatsmaken voor Pastor Maldonado. Het was geen succes. De Venezolaan was vaak zelf zijn ergste vijand, terwijl Rubens Barrichello een erbarmelijk seizoen kende. Tel daarbij op dat de bandenstrategieën meestal niet klopten en je begrijpt dat Williams dat seizoen op slechts 5 WK-punten bleef steken.

In 2012 ging het met Bruno Senna voor Barrichello opmerkelijk genoeg een stuk beter. Opmerkelijk genoeg bleef het bij die ene overwinning van Maldonado, die hele en halve podiumkansen bleef weggooien. Senna was doorgaans niet snel genoeg, dus werd hij in 2013 vervangen door Valtteri Bottas. De Fin wist een slecht seizoen op het nippertje te redden met een achtste plaats in Amerika, waardoor de bedenkelijke score van 2011 geëvenaard werd.

De overstap naar turbomotoren in 2014 bleek aanvankelijk de redding te zijn voor Williams. De keuze voor Mercedes-motoren was voor de door Ferrari uitgekotste Felipe Massa de reden om voor het Britse team te kiezen. Hij kreeg er geen spijt van, want in 2014 konden de witte bolides als enige de dominante Mercedes in verlegenheid brengen. Door een gebrek aan gogme werd het potentieel niet in zeges omgezet: zo stonden de witte bolides in Canada op de verkeerde strategie en werden beide bolides in Oostenrijk op een domme manier door Mercedes geündercut. En in België waren de wagens voor de race verkeerd afgesteld.

In 2015 werd Williams naar het derde plan verdrongen, ver achter Mercedes en Ferrari, maar ver voor Red Bull, dat met motorpartner Renault overhoop lag. Het verval zette door in 2016, waarin niet alleen het opgeleefde Red Bull te snel was, maar ook Force India, een ander klantenteam van Mercedes, waardoor Williams slechts een vijfde plaats restte.

Het plotselinge vertrek van Rosberg bij Mercedes aan het eind van 2016 had grote gevolgen voor Williams. Mercedes-teambaas Toto Wolff wilde dolgraag Bottas van Williams overnemen. Dat paste absoluut niet in de toekomstplannen van Williams, dat Lance Stroll had gecontracteerd als vervanger van Massa. Uiteindelijk kreeg Williams technisch directeur Paddy Lowe en een zak met geld voor Bottas, waarna ze Massa zo gek kregen om van zijn pensioen terug te keren.

Net als in de jaren daarvoor bakte Williams er in 2017 weinig van op de trage circuits, terwijl de prestaties op de snellere circuits steeds fletser werden, een duidelijk teken dat Williams in zijn ontwikkeling was blijven stilstaan. Om aan de negatieve spiraal te kunnen ontsnappen, ontwierp Lowe in 2018 een totaal nieuwe auto, een auto die de zwakke plekken van zijn voorgangers moest elimineren en de goede eigenschappen van zijn voorgangers moest behouden. Het mislukte faliekant, want hij bereikte precies het omgekeerde. Vaak konden Stroll en Sergej Sirotkin de tijden van het jaar ervoor niet eens benaderen. In een sport waar stilstand achteruitgang is, was dit natuurlijk helemaal een doodzonde. Met 7 WK-punten eindigde Williams troosteloos als laatste in het kampioenschap.

De sleutel tot succes
Terugkijkend heeft Williams vijf succesperiodes gekend, afgewisseld door magere jaren. Vaak was het succes (of het uitblijven ervan) te danken aan de motorkeuze. Afgezien van de kampioenschappen in 1980 en 1981 is Williams in zijn geschiedenis vooral van sterke motorpartners afhankelijk geweest om succesvol te zijn. Halverwege de jaren 80 leidde de keuze voor Honda-krachtbronnen een korte succesperiode in, terwijl Williams in het begin van deze eeuw met BMW duidelijk de krachtigste motor in huis had gehaald. Hetzelfde gold voor het huidige turbotijdperk, waarin de Mercedes-motor aanvankelijk op eenzame hoogte stond. Het grootste succes kende Williams echter in de jaren 90, toen het de briljante ontwerper Adrian Newey wist te strikken. In de onderstaande grafiek zijn deze succesperiodes met de gekleurde balken aangegeven.

De scores van Williams in het constructeurskampioenschap als percentage van het maximum.

De grafiek schetst een treurig beeld: zonder topmotor of sterontwerper heeft Williams, afgezien van de beginjaren, maar weinig gepresteerd. Dat biedt weinig hoop voor de toekomst. Naar verwachting zullen Renault en Honda de komende jaren het gat naar Mercedes alleen nog maar verder dichten, waardoor buitenkansjes als 2014 in de toekomst alleen maar onwaarschijnlijker worden. En wat is de kans dat de nieuwe Adrian Newey zomaar binnenwandelt? Het ziet er dus naar uit dat de magere jaren voor Williams nog lang niet voorbij zijn.

Waar ging het mis?
De teloorgang van Williams begon in 1997, het jaar waarin ze voor het laatst de titels pakten. Dat was ook het jaar waarin ze Newey kwijtraakten. De ontwerper was er absoluut niet blij mee dat Hill op straat werd gekwakt en wilde ook weg. Om de een of andere reden heeft Williams weinig moeite gedaan om hem te behouden, een blunder waar Frank Williams nog altijd spijt als spreekwoordelijke haren op zijn hoofd van heeft. Neweys vertrek vond direct voor de ingrijpende reglementswijzigingen van 1998 plaats, waardoor zijn vertrek zich nog eens extra deed voelen.

Als het om rijders aankomt, heeft Williams sowieso een slechte staat van dienst gehad. Ondanks hun successen in de jaren 80 en 90 moesten ze het veelal met vrij matige rijders doen, terwijl de concurrentie vaak wel over topcoureurs kon beschikken. Zo legden Mansell en Piquet het in 1986 in een dominante auto af tegen Prost, terwijl Schumacher in een licht inferieure Benetton in 1995 gehakt maakte van Hill en Coulthard. Het tragische is dat de topcoureurs van de jaren 80, Prost en Senna, maar heel kort voor Williams hebben gereden, maar dat kan niet los gezien worden van de kille behandeling van hun pas gekroonde kampioenen, die zonder pardon bij het grofvuil werden gezet. Ironisch genoeg zakte de door Frank Williams zo vurig begeerde Frentzen juist bij zijn team door het ijs.

Er waren in de tweede helft van de jaren 90 en het begin van de nieuwe eeuw weinig coureurs tegen Michael Schumacher opgewassen. Ralf Schumacher en Montoya waren dat zeker niet. Hoewel Montoya doorgaans de wat betere van de twee was, werd hij in zijn tijd bij McLaren het snot voor de ogen gereden door Räikkönen. "Als mijn coureurs samen ook maar half zoveel aan hun conditie zouden doen als Michael Schumacher...", verzuchtte Frank Williams eens. Waarom hij zijn coureurs niet, zoals hij in de jaren 90 wel te pas en te onpas deed, de deur uittrapte, is een van de grotere mysteries van deze eeuw. Nu wachtte hij ermee tot eind 2004. Op dat moment had de frustratie bij BMW om het uitblijven van prestaties al bijna z'n kookpunt bereikt. Niet lang daarna verliet de Duitse autofabrikant Williams en brak er een lange succesarme periode aan.

In de jaren die volgden, had Williams moeite het hoofd boven water te houden tussen alle fabrieksteams. Desondanks verbeterden de prestaties niet na het uittreden van BMW en Toyota in 2009. Sterker nog: 2011 en 2013 waren ongekend slechte seizoenen voor Williams. Als verklaring voor de slechte prestaties in die seizoenen kunnen de geblazen diffusor en de mislukte poging het coanda-effect te benutten worden aangewezen. Een teken dat de huidige Formule 1 te complex is geworden voor een klein privéteam? Dat lijkt er wel op. Williams' beste jaar van het afgelopen decennium was 2014, het jaar waarin de aerodynamica van de bolides enorm versimpeld werd. De onderstaande grafiek geeft aan hoe groot de sprong is die Williams in 2014 maakte ten opzichte van Mercedes en Force India, twee andere Mercedes-aangedreven teams.

Scores Mercedes-aangedreven teams van 2010 t/m 2018 als percentage van maximum.

Alle drie de teams presteerden het in het turbotijdperk beter dan daarvoor, maar waar Mercedes en Force India hun nieuwe niveau vasthielden, lukte Williams dat voor geen ene meter. Het lukt het team maar niet om steeds maar meer neerwaartse kracht te vinden, iets wat de concurrentie wel lukt. Het gevolg is dat Williams al sinds 2014 vrijwel stilstaat in zijn ontwikkeling en steeds verder afzakt. Door de aanhoudende slechte resultaten loopt Williams de kans in een vicieuze cirkel terecht te komen van mindere resultaten --> minder sponsorinkomsten --> nog mindere resultaten, een situatie waar niet makkelijk uit te ontsnappen is. Tenzij Williams met een briljant idee komt, ziet het de toekomst er heel somber uit voor het team.

Conclusie
Williams is in het verleden eigenlijk alleen succesvol geweest met een topmotor of een sterontwerper. Zonder deze pluspunten redden ze het al heel lang niet meer, onder andere omdat ze er een handje van hebben matige coureurs te contracteren. De huidige Formule 1 lijkt bovendien te complex voor het privéteam, waardoor Williams de laatste jaren maar weinig progressie heeft geboekt, waardoor het team links en rechts door de concurrentie voorbij is gereden.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten